Vluchteling in Jeruzalem

Na afloop van de bijeenkomst sta ik ergens in het zuiden van Jeruzalem bij de bushalte te wachten als ik haar aan zie komen: de oudere, wat kleine vrouw die op een gegeven moment haar telefoon inspecteerde met haar wimpers bijna op het beeldscherm én een brilletje op haar voorhoofd.

Ik begroet haar, maar in eerste instantie herkent ze me niet. Ze ziet heel slecht, legt ze me uit, allemaal ingewikkelde problemen met haar ogen. En daar heeft ze dan weer zoveel verschillende brillen voor, dat ze meestal de verkeerde in haar tas stopt. Maar het is geen ramp, er zijn veel ergere zaken en meestal redt ze zich prima. Alleen herkent ze dus soms mensen niet, omdat hun beeld voor haar is opgebouwd uit losse, vage vlekken die maar moeilijk blijven hangen in haar brein.

Ik schat haar in de zeventig, zoals ze loopt en beweegt, zoals haar fijne rimpeltjes zich voegen in haar expressieve, opgewekte gezicht. Maar ze sprankelt van de jeugdige energie en levenslust als we een beetje napraten over hoe interessant we de bijeenkomst vonden.

“Waar kom je eigenlijk vandaan?” vraag ik haar en verwacht dat ze Frankrijk of Italië zal zeggen, want zo klinkt haar Engels.
“Libië,” zegt ze.
“Wauw! Libië!” herhaal ik en in mijn hoofd verschijnen beelden, gerechten, artikelen. Verdriet, weemoed en geweld. Van vroeger en meer recent.
“Libië…. Hoe lang geleden ben je op aliyah(*) gegaan?”
Met ineens iets scherps in haar stem vertelt ze me dat het geen aliyah was. Ze moest weg, van het ene moment op het andere, alles achterlatend, zo’n vijftig jaar geleden, ze weet het niet meer precies, het is al zo lang geleden. En dan haalt ze haar schouders op, terwijl ze vastberaden zegt dat het niet erg is, dat het goed is zoals alles nu is.

“Ik begrijp wat je zegt. Het was geen aliyah, want dat is vrije keuze. Jij bent een vluchteling.”
Nu lacht ze. “Nee, nee, voor vluchtelingen die generaties lang vluchtelingen blijven, moet je bij de Palestijnen zijn. Ik begrijp niet hoe ze het voor elkaar krijgen. Zo heb je toch geen leven; voor altijd een vluchteling? Nou ja, ze spinnen er goed garen bij, bij de VN enzo.”

We praten over the right of return en retribution en ze zegt dat ze aan geen van beide behoefte heeft. Ze is blij met waar ze nu leeft en heeft genoeg geld om van rond te komen, meer is echt niet nodig, zo heeft ze het altijd gedaan. Bovendien, als er al geld loskomt, ooit, gaat het toch niet naar haar, maar naar Bibi en dat wil ze niet.
Ze grinnikt en kijkt me vrolijk aan met haar halfblinde vogeloogjes.

Dan komt er een bus aan in de verte. “Welk nummer is het, kun jij dat zien?” vraagt ze me. Het is de 18 en die moet ze hebben, om op tijd bij haar volgende bijenkomst te kunnen zijn. Vanachter het raampje zwaait ze vrolijk naar de losse vage vlekken met wie ze net een praatje heeft gemaakt.

Wat een wijffie, wat een vrouw, wat een leven.

(*) aliyah = verhuizen/emigreren naar Israël

Plaats een reactie